Stagnatieperiode vaststellen
Stagnatieperiode vaststellen
Een werkgever van een zieke werknemer met een tijdelijk contract dient zich in te spannen om deze werknemer te re-integreren. Het feit dat het contract op enig moment afloopt en niet verlengd wordt, mag geen reden zijn het re-integratiebijltje erbij neer te gooien. Doet de werkgever dit toch, dan is het UWV bevoegd de na afloop van het dienstverband toegekende Ziektewet-uitkering (ZW) op de werkgever te verhalen over een tijdvak dat maximaal 52 weken mag bedragen.
Besluit verhaal ziekengeld
Deze verhaalsmogelijkheid heeft het karakter van een schadevergoeding en is nader uitgewerkt in het Besluit verhaal ziekengeld dat is gebaseerd op artikel 39a eerste lid van de ZW. Het UWV loopt immers – doordat de werkgever in gebreke is gebleven – schade op in de vorm van een te betalen ZW-uitkering. De werkgever dient die schade te vergoeden.
Het UWV stelt eerst de zogeheten ‘stagnatieperiode’ vast en verhaalt over die periode een bedrag aan ZW-uitkering. De werkgever kan hiertegen uiteraard bezwaar aantekenen (Rechtbank Utrecht, 20 september 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BX8768)
Duur stagnatieperiode
Verhaalssancties komen in de praktijk – ondanks de toename van het aantal tijdelijke contracten – relatief weinig voor. De rechter kijkt kritisch naar de duur van de stagnatieperiode.
In dat kader vond een rechter het niet reëel om direct vanaf het moment dat duidelijk was dat terugkeer naar de eigen werkgever niet meer mogelijk was, aan te nemen dat sprake is van onvoldoende re-integratie-inspanningen (Rechtbank Gelderland, 23 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:310)
Buiten stagnatieperiode
De eerste 14 weken van de ziekteverzuimperiode worden niet als stagnatieperiode aangemerkt. Dat komt omdat de Wet verbetering poortwachter voorschrijft dat er in week zes een probleemanalyse moet zijn en in week acht een plan van aanpak. Vervolgens moet er na zes weken een evaluatie volgen. Deze periode van in totaal 14 weken wordt bij de berekening van de stagnatieperiode dus buiten beschouwing gelaten.
Let op!
De verhaalsperiode is maximaal gelijk aan de opgetreden vertraging en is nooit langer dan 52 weken. Hoewel UWV het ontbreken van adequate interventies dus pas na 14 weken ziekte kan verwijten, kan een verhaalsanctie van één week toch aan de orde zijn als er geen compleet re-integratieverslag (RIV) is ingeleverd. Dit uiteraard uitsluitend in het geval dat er geen aanleiding is om een verhaalsanctie op inhoudelijke gronden op te leggen (zie paragraaf 16.2, blz. 34, Werkwijzer Poortwachter van het UWV van 24 maart 2017).
De uiteindelijke duur van het verhaal en de hoogte van het te verhalen bedrag worden verder beïnvloed en begrensd door de ZW-uitkering die feitelijk wordt uitgekeerd door het UWV. Daarbij wordt het verhaaltijdvak gesteld op hele weken, afgerond naar beneden.
De ZW-uitkering die in deze periode wordt betaald, wordt op de werkgever verhaald en niet in de Werkhervattingskas maar in het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) gestort.
Dat betekent dat een werkgever de ZW-uitkering vervolgens twee jaar later ook nog eens terug ziet in de opslag van zijn ZW-premie.
Let op!
Een eigenrisicodrager voor de ZW heeft geen last van het verhaalsbesluit (artikel 38 lid 2 ZW). Die betaalt de ZW-uitkering toch zelf. Er wordt geen verhaal opgelegd als gevolg van het ZW-eigenrisicodragerschap.
Kortom, ook bij een zieke werknemer met een tijdelijk dienstverband dient de werkgever zijn re-integratie inspanningen niet uit het oog te verliezen.
Vrijdag 13 juli 2018
Auteur: Monique van de Graaf, HR business partner met als specialisatie arbeidsrecht en sociale zekerheid. Ze is auteur van de boeken “Arbeidsrecht voor de professional” en “Sociale zekerheid voor de professional” die jaarlijks worden actualiseerd.

